Het einde van de Nederlandse burgemeester

Het burgemeesterschap in Nederland is al vaak onderwerp van onderzoek geweest. En opnieuw gaat de minister van Binnenlandse Zaken een onderzoek starten, nu naar het teruglopende aantal kandidaten voor dat bijzondere vak. De minister wil weten waardoor dat komt en wat eraan te doen valt. Door de hoogleraren Boogers, Peters en anderen werd 4 jaar geleden in een uitputtend rapport: “Teveel van het goede” aangegeven, dat het ambt omvangrijker en complexer is geworden. Wie de profielschetsen leest komt onvermijdelijk tot de conclusie dat in alle gemeenten het wonderkind in het openbaar bestuur wordt gezocht.

Dat de burgemeester steeds meer, zoals vaak scherp wordt opgemerkt, een sheriff is geworden zou waar kunnen zijn. De aanpak van ondermijning, gebiedsverboden, het sluiten van drugsgerelateerde panden, het uitvaardigen van noodbevelen bij crisis en orde verstorende demonstraties zijn maar een paar voorbeelden. Daar staat tegenover dat de burgemeester niet meer de verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van de (gemeente-) politie en de (gemeentelijke) brandweer. En burgemeesters, die dat tijdperk hebben meegemaakt weten dat die opgave beslist geen sinecure was. De vraag is of het terrein van openbare orde en veiligheid nu meer van de burgemeester vergt dan eertijds. En dat geldt ook voor het dualisme, waardoor anders dan vroeger het voorzitten van zowel de Raad als het college van B&W zoveel ingewikkelder zou zijn. Het is anders, omdat de burgemeester voortdurend de Raad moet voorhouden hun voorzitter te zijn en niet namens het college op die stoel zit. Sommige Raden zijn daarin hardhorend, en dus moet de burgemeester volhardend zijn om zijn positie duidelijk te maken. Zijn/haar geloofwaardigheid staat dan op het spel.

De vraag is echter of het (veranderde) takenpakket de barrière vormt voor mogelijke kandidaten voor het vak van burgemeester. Als kern van het probleem van het huidige burgemeesterschap geldt veeleer, dat het ambt is gepolitiseerd. Dat is de hoofdconclusie van de onderzoekers vier jaar geleden.

De burgemeester is in de gepolitiseerde en gefragmenteerde verhoudingen in de gemeenteraden als neutrale bestuurder met een eigenstandige positie steeds meer in de knel gekomen. Tussen mijn burgemeesterschappen van Schiermonnikoog (1976) tot de laatste in Vlaardingen (2022) heb ik gemeenteraden en burgemeesters, die in de knoei waren geraakt, mogen begeleiden. Daarbij gaat het nooit over het takenpakket, nooit over de druk van het ambt, nooit over het 24/7 gereed moeten staan, nooit over de bedreigingen en agressie, nooit over de veranderende aard van het vak, nee het gaat altijd over de verdampende loyaliteit van de gemeenteraden en de wethouders in de colleges van B&W aan de burgemeester.

Interessant is bijvoorbeeld de stelling dat de onveiligheid rond de burgemeester en de bedreigingen nu zoveel intensiever zouden zijn dan jaren geleden. Ik stel daar vraagtekens bij. Uiteraard is de drugswereld in alle haarvaten van de maatschappij en dus ook op de weg van de burgemeester gekomen. En de bedreigingen, die daaruit voortkomen zijn niet mis. In meer dan de helft van de gemeenten, waar ik burgemeester was, ben ik bedreigd en er is geen verschil tussen de tachtiger jaren van de vorige eeuw en het laatste decennium. Tenzij een vuurwerkbom als een zwaardere bedreiging wordt opgevat dan een op de burgemeester van dichtbij gericht jachtgeweer. Dat laatste was 45 jaar geleden geen nieuws. Het eerste incident van de vuurwerkbom stond drie jaar geleden groot in alle (sociale) media. Ook hier constateer ik geen wezenlijke verandering in hetgeen de burgemeester meemaakt. Nee, als er al verschil in belangstelling voor het ambt is moet dat elders worden gezocht. Daar waar wel wezenlijke veranderingen te zien zijn. Laten we nog eens inzoomen op de relatie tussen Raad en burgemeester.

De steun aan de burgemeester wordt vaak ondermijnd door politieke opportuniteit, door gebrek aan politieke inbedding van de burgemeester. Hij is immers neutraal en onafhankelijk en dus makkelijk schietschijf en kop van jut. Er is weinig belang bij de lokale politici om in de bres te springen voor hun burgemeester. De persoonlijke loyaliteit, die er is bij degenen die een rol speelden bij de benoeming van de burgemeester via de voordracht vanuit de vertrouwenscommissie uit de Raad, verdwijnt door grote wisselingen in de samenstelling van de Raden na de verkiezingen.

Veel burgemeesters, zo wordt in het rapport “Teveel van het goede” gemeld hebben een moeizame relatie met hun raad. En in het boek ‘Onder burgemeesters’ onder meer geschreven door de hoogleraar Korsten staat stellig: burgemeesters struikelen doorgaans niet over een zaak. Misschien wel formeel over een beleidspunt, maar daarachter moet de werkelijke (!) reden worden gezocht. Vaak is het de stijl, een gebrek aan empathie voor de Raad, die botst en waarin de burgemeester de flexibiliteit mist en de zelfreflectie om daar effectief mee om te gaan.

De vanzelfsprekende autoriteit van de burgemeester van weleer kennen we al jaren niet meer. Het eigen gedrag van de burgemeester zal zich aan omstandigheden en verhoudingen in de Raad moeten aanpassen. Dat vraagt het uiterste van de politieke sensitiviteit van de burgemeester.

Een eenrichtingsverkeer is het dus allerminst. Want ook van de burgemeesters wordt gevraagd bij veranderde krachtsverhoudingen de nodige flexibiliteit op te brengen. Ervoor zorgen dat de negatieve krachten in de gemeenteraad worden geneutraliseerd is cruciaal. Politieke steun vanuit de Raad en het college is daarbij onontbeerlijk. Aan een dappere Dodo heeft de gemeente niet veel: die burgemeester gaat onderuit. De politieke gevoeligheid en de kunst van flexibel leiderschap bepalen verdriet of vreugde van het burgemeesterschap. De burgemeester, die in dezelfde groef blijft draaien komt in de problemen. Mede omdat het burgemeesterschap in Nederland een levensvervulling lijkt en burgemeesters lang in dezelfde gemeente blijven is het risico van toenemende isolatie en eenzaamheid groot. De populariteit voor het zogenaamde waarnemerschap voor een burgemeestersvacature blijkt onder andere daarom groot. De waarnemend burgemeester kan door zijn relatief onafhankelijke positie ten opzichte van de gemeenteraad de confrontatie met polariserende krachten in de Raad aangaan. Hij hoeft er niet bang voor te zijn z’n herbenoeming in de waagschaal te leggen, omdat de Raad dwars zou kunnen gaan liggen.

In dit verband is het relevant een opmerking te maken over de zittingsperiode van de burgemeester. De incidenten bij een herbenoeming zijn talrijk, al komen ze niet altijd naar buiten. In ‘Burgemeester’, een verzameling essays onder redactie van de hoogleraar Muller, staan veel voorbeelden van burgemeesters, die hun congé kregen van de Raad in de herbenoemingsprocedure. Door de vertrouwelijkheid van die procedure blijft het vaak gissen; over wat er dan toch naar buiten komt is te begrijpen dat na zes jaar de sleet in de verhouding Raad/burgemeester is geslopen. Het gaat zelden over de inhoud van het vak. De burgemeester miste de aansluiting. Al met al voer voor diegenen, die pleiten voor een kortere ambtsperiode met beperkte mogelijkheid tot herbenoeming.

Nu de term vertrouwelijk is gevallen is het relevant een valkuil voor de burgemeester te benoemen, namelijk de wijze waarop met integriteitskwesties moet worden omgegaan. In veel gevallen, ook geregeld in lokale verordening ter zake, kan de burgemeester geen openbare melding doen aan de Raad, soms zelfs niet vertrouwelijk, over een integriteitskwestie. Het raadslid of wethouder, die onderwerp is van een onderzoek naar niet-integer handelen, kan met alle registers open de burgemeester aanvallen, die zelf gebonden is aan volstrekt vertrouwelijkheid over de kwestie en het onderzoek waar het over gaat. Dat de burgemeester daardoor kwetsbaar wordt behoeft geen nader betoog. In gevallen van vermeende belangenverstrengeling of van grensoverschrijdend gedrag moet de burgemeester maar op de koop toe nemen, dat de “verdachte” met naam en toenaam in de pers komt. De burgemeester is er om integriteit hoog in het vaandel te houden en dat vraagt om volstrekte openheid; de burgemeester kan dan in het openbaar aangeven waarom de kwestie door hem of haar is opgepakt. Lokale verordeningen dienen op dat punt snel te worden aangepast.

Het toenemende gemak, waarmee gemeenteraden en wethouders hun burgemeester de wacht aanzeggen heeft, daar ben ik van overtuigd, vooral te maken met de verloren loyaliteit van de lokale politici met hun burgemeester en de daarmee verband houdende noodzaak van flexibel leiderschap van burgemeesters. Het risico voor een succesvol burgemeesterschap wordt daarom niet opgelost door te knutselen aan het takenpakket. In de huidige gefragmenteerde en gepolariseerde verhoudingen ook in de lokale politiek zal de burgemeester om te overleven politiek moeten worden. Daarmee bedoel ik dat de burgemeester zijn verankering in de lokaliteit moet vinden, en een macht moet kunnen ontwikkelen om niet het slachtoffer te worden. Een slachtoffer van krachten in de Raad, die het wel hebben gehad met “deze” burgemeester.

Van de neutrale en onafhankelijke burgemeester wordt het onmogelijke gevraagd. Ook de angst een herbenoeming mis te lopen door een blokkade vanuit de gemeenteraad speelt onderhuids een rol.

Het einde van het burgemeesterschap, zoals we dat in Nederland kennen heeft zich al een poos geleden ingezet. Vooralsnog moet alles op alles worden gezet om kandidaat-burgemeesters beter voor te bereiden op hun functie. Commissarissen zullen nog scherper moeten zijn bij hun selectie. Voordeel van de twijfel, zoals we een paar keer hebben gezien of geef deze weggestuurde burgemeester nog een kans, zijn als insteek van de CdK’s verwerpelijk.

Het belangrijkste punt is dat de in de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen noodzakelijke “checks and balances“ rondom het burgemeesterschap teloor zijn gegaan. Tegenover de macht van de gemeenteraad kan de burgemeester geen tegenmacht meer instellen. De meerderheid is – om met Tocqueville te spreken – in de gemeenteraad een dictatuur geworden. Vaak aangespoord door raadsleden, die hun gram, al niet terecht, willen halen. Waar de burgemeester in het verleden nog op loyaliteit in de raad kon rekenen is dat inderdaad verleden tijd geworden. En daarmee is de burgemeester voor hij er erg in heeft aangeschoten wild.

Naar mijn mening en ervaring laat het teruglopende aantal kandidaten voor het burgemeesterschap zien, dat het steeds grotere risico om als burgemeester tussen wal en schip te raken alom serieus wordt ingeschat. Dat er zich toch nog geschikte kandidaten melden is een klein wonder.

En is het wonderkind wat we zoeken als burgemeester dan de gekozen burgemeester? Met deze bijdrage aan de discussie wil ik juist die uitkomst uit de weg gaan. Voordat we oplossingen bedenken voor een minder kwetsbare burgemeester, en voordat we een campagne beginnen mensen op te roepen burgemeester te worden is overeenstemming nodig over de positie en de problematiek van de huidige Nederlandse burgemeester. Maar zeker is dat we niet moeten zoeken in het takenpakket van de burgemeester, maar vooral in de politieke cultuur op lokaal niveau en de tegenmacht, die de burgemeester nu ontbeert.

bas eenhoorn, was (waarnemend) burgemeester van zeven gemeenten, en vervulde daarnaast commerciële en bestuurlijke functies in het openbaar bestuur.

Noot: van de verschillende situaties, waarin de burgemeester is geslachtofferd, heb ik vanuit mijn expertise als adviseur van dichtbij voorbeelden gezien. Er is meer verborgen verdriet in het burgemeesterscorps dan voor mogelijk wordt gehouden. Zorgvuldigheid gebiedt mij het weglaten van namen van burgemeesters en gemeenten.

Scheiden doet lijden/leiden? Bas Eenhoorn vertrekt definitief als burgervader

Door: Peter Joore

 Op 8 september 2021 om 24.00 uur zit de tweede en laatste termijn van Bas Eenhoorn er echt op. Dan pakt de op dat moment ex-burgemeester zijn fiets en peddelt kalm, maar met een hart vol weemoed en mooie herinneringen huiswaarts. Niet om daar van binnenuit deficiënte geraniums te helpen om naar buiten te kijken, zet hij zijn bestuurlijke vaardigheden op andere gebieden in.
De relatie tussen Vlaardingen en Bas Eenhoorn doet enigszins denken aan een vakantieliefde; kort, krachtig, vol uiterlijke schoonheid en er nimmer op gericht tot in de relatieve eeuwigheid door te duren. De Schelvispekelenclave en de burgemeester hebben tweemaal hun kalverliefde gesoupeerd en een feestelijk maal was het.
De laatste anderhalf jaar - vanaf december 2019 t/m 8 september 2021 - waren verre van gemakkelijk. Vlaardingen sidderde, als resultante van een politiek schisma, gelijk een kortharig schoothondje in een strenge winter, na van het klappen van de zweep van de nog strengere meesteres Annemiek Jetten. Eenmaal aan de beterende hand kwam daar de pandemische epidemie van de Grote-C rücksichloss overheen.
Wie denkt dat de burgervader zich hierdoor uit het veld zou laten slaan kwam bedrogen uit; als volwas bestuurder voelt hij zich in dit soort stormrijke zeeën als een kundig surfer op de Frans Polynesische Teahupoo. Voor hem de politiek perfecte golf. Als de aanleiding, politieke verdeeldheid annex zwakte, niet zo triest was, was hij er liefst lachend ingedoken.

Bas Eenhoorn
Bas Eenhoorn: ‘Ik wist vooraf dat ik geen wonderen kon verrichten. Daarvoor was de periode te kort.’ Toch heeft de beroepsburgervader zo zijn stempel kunnen zetten. Hij bemoeide zich hoogstpersoonlijk met de dagindeling van ambtenaren en een wethouder toen resultaten c.q. een oplossing wel erg lang op zich liet wachten. Een wonder geschiedde en een dag later bleek de soep op de juiste temperatuur om te worden uitgeserveerd.
Je moet je als stadhuis verplaatsen in de bevolking. Grotere problemen als een epidemie proberen te verwerken tot hapklare stadse brokken: maatwerk leveren. Dat is de taak.
Zo ook de kraan tegenover Museum Vlaardingen. De onthulling verdiende meer cachet. Er is immers veel werk aan besteed dit mogelijk te maken. Ik hoop dat mijn opvolger Bert (Wijbenga, red.) meer geluk heeft op dit gebied.

JeuDeGin
Dinsdag 31 augustus waagt Bas Eenhoorn zich nog eenmaal op het privaat-politieke snijvlak als bij Distilleerderij Van Toor onder het genot van een sportief hapje en drankje afscheid wordt genomen. Daarna heeft hij een week de tijd om zijn spullen te pakken en Vlaardingen gedag te zeggen.
Zoals gezegd slaat zijn bestuurlijke hart nog onverdroten verder. Zeker tot einde jaar is hij voorzitter van de Task Force Forensische Zorg. Aan de minister de taak te beslissen of dit een vervolg gaat krijgen.
Ook is hij adviseur bij een bedrijf dat transities volbrengt. In casu gaat het veelal om burgemeesters die een private functie overwegen vice versa. Tot slot is Bas Eenhoorn voorzitter van de Raad van Toezicht bij WNL. Ook hier wacht hem een schone taak; voorbereiding van een fusie met Omroep MAX, waarbij beide deelnemers hun eigen identiteit dienen te bewaren.
En hoewel hij graag een balletje slaat is dag-in-dag-uit golfen hem op voorhand een nietsnutte doorn in het oog. ‘Als ik per week twee dagen enkele holes loop, is dat meer dan genoeg.’
We stippen nog wat punten aan die naar ons idee directe aandacht verdienen. Bij iedere topic wijst hij dat bij de (politieke) discussie, die daarover ontstaat, de inhoud centraal moet staan. Het gehakketak op andersdenkenden? Daar is wars van.
Bas Eenhoorn: ‘De regiofunctie, het stadscentrum, de mogelijk te ondertunnelen Marathonweg, het verdwijnen van de weg over Liesveld, het Eiland van Van Speyk, … Dat zijn allemaal punten waar de raad goed over dient na te denken en waarover politiek volwassen van gedachten moet worden gewisseld.’
Per 1 september is Vlaardingen drie Domeinen rijker. Dan wordt het bestuur in drie taartpunten opgedeeld: Fysiek, Sociaal en Bedrijfsvoering. Die dienen, min-of-meer onder bezielende leiding van de Gemeente Secretaris. Die domeinen dienen gezamenlijk te overleggen en projectmatig problemen op te lossen.
Het idee en de werkwijze komen enigszins uit de keuken van Marco Pastors, directeur Nationaal programma Rotterdam Zuid. Waarbij per project wordt gestart vanaf de werkvloer. Niet geheel toevallig is dit triumviraat ertoe opgericht om achterstandswijken, waarin veel stadsnomaden die van gemeente naar gemeente via de goedkoopste te slopen woningen in Vlaardingen terecht zijn gekomen en vaak geen enkele binding met de stad hebben, op termijn weg te werken. Vlaardingen is hiermee als een van de laatste gemeenten gestart en wordt dan ook in de volksmond regelmatig het sociale afvoerputje van de Rijnmond genoemd.
‘Het zal duidelijk zijn dat dit een enorme bestuurlijke opgave is,’ aldus Bas Eenhoorn.
‘Vlaardingen dient een inhaalslag te maken,’ weet de burgervader. Ook waarschuwt hij voor een gebrek aan daadkracht als hij wijlen staatssecretaris Jan Schaefer aanhaalt: “In plannen kun je niet wonen,” zei hij.’

Tot slot heeft de burgemeester a.i.2 signalen ontvangen dat het de stad beter gaat. Liever had hij dit niet gezegd: ‘Dat mogen anderen beoordelen,’ vindt hij glimlachend bescheiden. ‘Iedereen moet proberen positiviteit centraal te stellen. Dat is een vruchtbare basis. Verder moeten taakstellingen en opdrachten op ieder niveau helder zijn.’

Bas Eenhoorn? We gaan hem missen. Liefst niet omdat zijn opvolger faalt, maar omdat zijn aura door Vlaardingen blijft waren.

 

Randen

In een gesprek met de Commissaris van de Koning onlangs haalde hij het bijbelse verhaal van Ruth aan. Kort gezegd: als de boer oogst laat hij de randen van het veld staan. Daardoor blijft erover voor Ruth, die te weinig voedsel heeft voor haar en haar familie. Zij profiteert van de randen van de oogst, van de randen van het ruime veld. Hebben wij vandaag de dag nog randen van onze tijd, van onze ruimte, van ons beleid, van onze financiën om iets mee te doen? Of is alles op, is alles vol- en vast-geregeld, is er geen tijd voor de ander, heeft de gemeente geen geld meer voor extra’s? Oogsten we zoveel, dat ook de randen van het veld leeg zijn? Met andere woorden: gunnen wij onszelf en anderen ruimte om iets anders te doen dan het beleid en de begroting ons voorschrijft? Zijn we nog wel flexibel in deze tijd? Zijn we in staat ons beleid en de uitvoering ervan ter discussie te stellen?

Het zijn allemaal vragen, die -zo lijkt het- negatief moeten worden beantwoord. Het (politieke) bestuur, de bureaucratie, ons wettelijke stelsel, ons systeem is meedogenloos onwrikbaar geworden. Uitzonderingen op de regel leiden tot precedentvorming; één keer gedaan voor de één geldt dus altijd voor iedereen, zo is het motto. En ja, dat is, vind ik, een gevaarlijke gedachte; dan werken we dus met de grote gelijkmaker. Marten Toonder schreef er een mooi beeldverhaal over met heer Bommel en Tom Poes. Dat verhaal, ‘het platmaken’ schakelt iedereen gelijk en is zo actueel. Kijk naar de uitvoering van veel regelgeving, waar -zoals dat heet tegenwoordig- de menselijke maat is verdwenen. Het zou toch mogelijk moeten zijn om regelgeving en systemen niet tot in het absurde en onwenselijke door te voeren. Afspraak is afspraak, maar een beetje inspelen op de menselijke natuur en het individuele geval is toch niet per definitie verkeerd.

Ik geef twee volstrekt willekeurige voorvallen. Die kan ik overigens met veel belangrijkere kwesties aanvullen, waar we ook de randen niet hebben laten staan, en waar we alle flexibiliteit zijn kwijtgeraakt.

De eerste: een negentig jarige man zal worden gevaccineerd tegen COVID en is tijdig bij de prik-locatie. Het duurt nog langer en per saldo staat hij een uur buiten. Ik bevraag de GGD erover. Het antwoord is verbluffend: de negentig jarige was te vroeg en de vaccinatiestraat startte wat traag op. Mijn vraag: kunnen jullie geen rekening houden met ouderen, die altijd te vroeg op afspraken komen en waarom niet meer ruimte op de locatie gemaakt? Het antwoord: dat past niet in onze systematiek.

Een tweede voorbeeld: er ligt eindelijk ijs op onze Vlaardingse vaart. Koek - en zopie-tentjes verschijnen uit het niets. Dus overal kun je een consumptie halen en lekker weer verder schaatsen. Maar dan blijkt dat in strijd met ons standplaatsen-beleid. Koek en zopie zonder vergunning, dat kan dus niet. Of toch? Als je je aan de Corona-regels houdt dan kunnen we toch wat flexibel zijn, dan kunnen we de randen opzoeken. Dat past dus niet in het systeem, dat alles heeft vol-en dichtgeregeld. En toch! Laten we – met gezond verstand en wat overleg- ruimte laten. Daar heeft niet alleen de bijbelse Ruth, maar daar hebben wij allemaal plezier van. Laten we wat ruimte, dus de randen over houden voor die flexibiliteit.

 

Vlaardingen, februari 2021

Even wat anders ........ geen flauwekul !

Op zondagochtend speel ik vaak een rondje golf met een vriend, die veel schrijft. Hij heeft geen last van onbeschreven witte pagina’s. Dus terwijl we op de bevroren baan proberen in de buurt van de vlag te komen vraag ik: waarover te schrijven als je het wel gehad hebt met alle sombere berichten? In deze tijd, in deze pandemie gaat, lijkt het wel, alles mis.

Het vaccin is te laat, in plaats van bij mijn kleinkinderen begint het prikken bij mij. Het aantal besmettingen en sterfgevallen is te hoog, de economie gaat het niet redden, de Vlaardingse middenstand houdt het niet lang meer vol. De jeugd vereenzaamt en mist de school, het aantal gevallen van huiselijk geweld stijgt, en het debat in de raadsvergaderingen, die nu noodgedwongen digitaal zijn, is ook niet meer wat het geweest is.

En tot overmaat van ramp beginnen onverlaten te rellen. Wij komen er in Vlaardingen weliswaar genadig van af. Maar de politiemensen draaien veel extra uren. Dus zegt mijn  golf-makker: probeer eens een leuk (!) stukje te schrijven op deze zonnige laatste januaridag. En dan denk ik: ja op deze dag, met al die mensen, die er even uit willen en boven op elkaar in de Broekpolder van buiten-zijn willen genieten. De auto verkeerd geparkeerd, een boete op je voorruit en allemaal vast in de file.

Waar haal ik nu iets vrolijks vandaan? Ik maak me vooral druk over ons gebrek aan improviseren en de overmaat aan virologen en artsen, die ons kabinet adviseren. Het lijkt wel of onze jacht op het eeuwige leven de aanpak van de Corona-crisis beheerst. Alle stukjes, die ik lees in de krant, alle talkshows op tv, al die meningen maken me ook niet vrolijker. 

Dus dan toch maar over iets anders dan al die somberte en gebrek aan goede vooruitzichten in de COVID-crisis, iets redelijk onbenulligs, iets lichts als een veertje, zoals het woordje ‘flauwekul’. Dat hoorde ik de Commissaris van de Koning zeggen tegen onze Vlaardingse gemeenteraad bij de start van het zoeken naar een nieuwe burgemeester. Ja, want ik ben maar tijdelijk, en nu is de Raad ‘aan de bak’. En dus zei de Commissaris, die opmerkte zijn Vlaardingse pappenheimers te kennen: geen flauwekul. Dat betekent geen onzin, verbeuzel uw tijd niet met onderling gekissebis, ga niet rollebollend over straat’, geen apekool, geen lariekoek. Doe uw werk, doe het samen, zoek de beste burgemeester, die te vinden is voor Vlaardingen. Uw stad verdient iemand, zoals in de profielschets staat: een stevige bestuurder, waar u trots op bent, met hart voor Vlaardingen. Dus een beetje improviseren, blijf niet in wederzijds wantrouwen hangen, en durf elkaar een beetje ruimte te gunnen in de procedure.

Want, en dat weet ik van het afgelopen jaar dat ik Vlaardings burgemeester mocht zijn: het is zo de moeite waard. Onze stad te mogen besturen is een eer. Dus geen flauwekul. Met open ‘mind’ aan de slag. En er mag best wat te lachen zijn met de nieuwe burgemeester, want in de gemeenteraad werd immers opgemerkt: een beetje humor, zeker in deze tijd is niet weg. En zo is het. 

Ik blijf nog tot september en dan reken ik erop, met alle Vlaardingers, dat de raad zonder flauwekul de beste burgemeester voor onze stad heeft gepresenteerd !

Vlaardingen, januari 2021

Kennis van het Waddengebied

Friesch Dagblad column 23 november 2018:

De natuurlijke waarden van het Waddengebied behouden en versterken, met ruimte voor duurzaam medegebruik door de mens. Dat klinkt mooi als een ferm uitgangspunt. Het bepaalt de manier, waarop we met ons magnifieke Werelderfgoed en de eilanden en de kust er omheen willen omgaan. Je zou zeggen:  dat is dan klaar en daar gaan we. Het beleid op elkaar afstemmen – ik heb dat de afgelopen zes jaar mogen doen als voorzitter van het Regiecollege Waddengebied - en vervolgens afspraken maken over het beheer. Maar zo makkelijk gaat het in de praktijk niet. Want vaak tellen ineens allerlei belangen heel zwaar. En hoe weeg je deze belangen ten opzichte van het belang van de natuur? Bijvoorbeeld die van gas- of zoutwinning, of behoud van werkgelegenheid in een sector, waarvan we weten dat er tot nu toe schade aan de natuur wordt gedaan? Het papier is geduldig, en alles staat fraai beschreven in de structuurvisie Waddengebied, die meer dan tien jaar geleden is vastgesteld. Maar we moeten beter inzicht hebben in de gevolgen van het menselijk handelen. En we moeten weten wat de gevolgen zijn van veranderingen in de natuur: de stijging van de zeespiegel, de daling van de wadbodem en de sedimentatie, de afzetting van zand in de Wadden dus.

We hebben afgesproken dat er een nieuwe afspraak over het beleid voor het Waddengebied komt. Dat gaat omgevingsvisie heten, en daarvoor maken we eerst een gebiedsagenda. Allemaal "shop-talk" voor de insiders natuurlijk, maar het komt er op neer dat we opnieuw willen afwegen wat we wel en niet willen in het Waddengebied en hoe we vervolgens het beheer gaan regelen. Daarvoor moet je wel weten wat het gevolg is van wat de mensen doen in de Wadden. Maar daarvoor ligt nog een andere vraag, namelijk hoe zit de natuur in elkaar. Wat weten we van de vissen, wat weten we van de wad- en trekvogels, wat weten we van de dieren in de bodem, kortom hebben we voldoende kennis van zaken? En hoe ontwikkel je een duurzame economie, zodat er werk voor de mensen in het gebied blijft. Onder leiding van professor Jouke van Dijk is de Waddenacademie een centrum voor wetenschappelijk onderzoek, en ze doen hun werk goed. Dat is onlangs geoordeeld onder leiding van een commissie met oud minister Sybilla Dekker als voorzitter. En wat heel goed is, dat er verbanden worden gelegd met veel onderzoeksinstellingen, zodat kennis niet verloren raakt. En toch het kan nog beter. Want beter beleid voor de toekomst van de Wadden vraagt om meer kennis.

Professor Theunis Piersma doet op wereldniveau onderzoek naar het gedrag van vogels, waarvoor het Waddengebied onmisbaar is voor het overleven van die vogels. De kanoet, de rosse grutto zijn prachtige voorbeelden daarvan. Dat onderzoek vraagt heel veel tijd, uithoudingsvermogen en geld. De beide Friese hoogleraren zouden hun denkkracht nog meer bij elkaar kunnen leggen en daarmee de politici, die het beleid voor het Waddengebied opnieuw vaststellen, steviger vastpinnen op wat goed is voor het Werelderfgoed. En dus wat goed is voor de mensen, die er werken en zich ontspannen en er willen genieten van al het moois dat er is. De film "Wad" heeft ons allemaal weer doodrongen van de noodzaak dat te doen. Het Waddengebied is soms onvoorspelbaar door de grote verscheidenheid van de beweging (dynamiek) in de tijd en de ruimte. De waan van de dag, soms gevoed door politieke beginselloos handelen, kan veel kapot maken. Hoe beter onze kennis, hoe steviger we dat vertalen in lijnen van beleid, met lef en leiderschap uitgevoerd, des te meer we trots kunnen zijn op wat we voor onze (klein)- kinderen achterlaten: een onvervangbaar natuurgebied, waar wij, verantwoordelijke mensen, met de grootste zorg mee omgaan.